Symposium RAS: "In wat voor land willen we schoonmaken?" 

Symposium RAS: "In wat voor land willen we schoonmaken?" 

Schoonmaakprofessionals uit het hele land reisden op 16 november naar Nieuwegein om antwoorden te vinden op de vraag in wat voor land we willen schoonmaken. Die discussie werd gevoerd tijdens het symposium van de Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) tijdens een goedgevuld programma.

Voorzitter van de Commissie Ziekteverzuim van de RAS Arjella van Scheppingen opende het symposium, waarna ze het woord gaf aan de voorzitter van de Commissie Regulering van Werk Hans Borstlap. Hij begon met de centrale vraag: “Heeft u zich weleens bedacht in wat voor land u wilt schoonmaken? Is dat een land waarop je op vrijdagmiddag ontslag kunt nemen en op maandag voor hetzelfde werk aan de slag kunt als zzp’er? En is dat een land met twee keer zoveel flexbanen als elders in Europa? Het is eigenlijk geen vraag. U woont in dit land.”  

Borstlap pleitte voor een caoo, waarin ook de o van ontwikkeling een hoofdrol krijgt.

Wendbaar, weerbaar en wederkerig 

Zijn commissie maakte een analyse van de arbeidsproblemen in Nederland en trok daaruit twee conclusies: de regels zijn verouderd en de arbeidsbemiddeling is te veel uitgekleed. Toen de wet- en regelgeving rond arbeid werd opgesteld, had 90 procent van de werknemers een vaste baan. Dat is allang niet meer de wekelijkheid. Daarnaast worden zo’n 2,5 miljoen mensen die zich moeilijk redden op de arbeidsmarkt niet goed begeleid naar werk. Daardoor blijven ze thuiszitten. Dus hoe nu verder? “Wij kwamen uit op een drieslag: wendbaar, weerbaar en wederkerig”, aldus Borstlap. “Wendbaar betekent dat je mensen toerust dat ze altijd ergens anders aan de slag kunnen als dat nodig is. Daarvoor moeten ze wel durven springen. Dat vergt weerbaarheid. Weerbaar betekent dat je de dynamiek aankunt. En waarom staan we toe dat werkgevers de vaardigheden van hun mensen niet onderhouden en dat werknemers van veertig jaar niet opgeleid willen worden? Dat is wederkerigheid.” Borstlap pleitte dan ook voor een caoo, waarin ook de o van ontwikkeling een hoofdrol krijgt.  

Mindshift nodig 

Na zijn betoog schoof Borstlap aan bij het eerste rondetafelgesprek. Daar schoven ook Anajah Quentin (Qleaning), Conny Dieleman (FNV), Jan Kampherbeek (CNV), Monique Odijk (GOM) en Rob Westerlaken (Vebego) aan. De deelnemers zagen dat veel schoonmaakbedrijven al ruimte bieden aan medewerkers om zich verder te ontwikkelen, maar er moeten nog stappen worden gezet. Borstlap: “Ik denk dat er een mindshift moet komen. Nu hebben we werk en daar zoeken we mensen bij. Maar we moeten uitgaan van de mensen en werk zoeken bij hen.”

Westerlaken: “Mensgerichtheid is het belangrijkste op dit moment."

Quentin beaamt dat: “Je moet kijken naar de persoon in plaats van het werk dat je zelf ingevuld wilt hebben. Je moet ook kijken of iemand beter ergens anders kan werken. Dus meer samenwerking zoeken tussen schoonmaakbedrijven.” Westerlaken vulde aan: “Die mensgerichtheid is het belangrijkste op dit moment. We moeten daarin nog wel discussies met elkaar voeren. Soms kunnen mensen niet meer werken, want dat houden ze niet vol. De leeftijd gaat ook omhoog, maar daar wordt nog geen rekening mee gehouden. Daar moeten we van leren en we moeten nadenken hoe we dat inrichten.” Ook talent kan nog beter ingezet worden, om de productiviteit te verhogen en het vak aantrekkelijk te maken en houden. Quentin: “Je moet de tijd nemen om op kantoor een kopje koffie te drinken en te vragen hoe het gaat en wat er leeft bij iemand. Kijk waar de passie van mensen ligt en probeer ze daarheen te helpen. Als je dat uitdraagt als bedrijf, willen mensen bij je werken.” 

Olsthoorn: "Als werkgever moet je je bewust zijn dat je een centrale positie inneemt in het leven van je medewerkers."

Kwaliteitsvol werk 

Martin Olsthoorn, programmaleider Sociaal en Cultureel Planbureau, vervolgde met een gesprek over kwaliteitsvol werk in het licht van maatschappelijke ontwikkelingen. Volgens Olsthoorn zijn drie zaken die relevant in werk: bestaanszekerheid, zeggenschap en betekenis ervaren. “Als je geen goede baan hebt, heb je minder kans op een huis. Dat heeft inslag op je gezondheid en dat weer op je sociale leven. Moeten we daar wat mee als werkgever? Ik denk het wel, want deze stapeling van problemen houdt mensen tegen. Terwijl we die mensen ontzettend hard nodig hebben. Daarnaast moeten mensen meer gaan werken, maar door de vergrijzing zullen ze ook meer moeten mantelzorgen. Een manier om dat te navigeren, is door het combineerbaar te maken. Door als werkgever niet te rigide te zijn, maar mensen zeggenschap te geven.” En wat betreft betekenis ervaren: “‘Geven geeft betekenis en krijgen geeft geluk’. Het gevoel bij te dragen hangt ook af van de waardering die je ervoor krijgt. Dat het gezien wordt. Als werkgever moet je je bewust zijn dat je een centrale positie inneemt in het leven van je medewerkers. Ga met hen in gesprek over wat hen beweegt en wat hen kan helpen en laat je waardering zien.” 

Ter Brake: “Je kunt geen lijstjes maken wat wel en niet grensoverschrijdend is."

Praat erover 

Inge ter Brake volgde Olsthoorn op. Als voorzitter van de Landelijke Vereniging van Vertrouwenspersonen ging zij in op het creëren van een sociaal veilig werkklimaat. Want het aanstellen van een vertrouwenspersoon alleen is niet voldoende. Ook zaken als voorlichting geven aan medewerkers, het toetsen van de arbeidsomstandigheden en het voorkomen van psychosociale arbeidsbelasting zijn onderdeel van een sociaal veilige werkomgeving. Daarbij zien ze in de praktijk vaak dat medewerkers verteld wordt dat ze het ‘samen maar moeten oplossen’ en dat mensen die risico’s melden het gat van de deur wordt gewezen.  

Werkgevers moeten problemen van medewerkers met integriteit behandelen. Ter Brake: “Je kunt geen lijstjes maken wat wel en niet grensoverschrijdend is. Je moet kijken hoe je medewerker die iets ervaart dat gevoel kwijtraakt en weer lekker aan het werk kan. Begin daarbij aan de top. Je hebt er niets aan om medewerkers voorlichting te geven als de leidinggevende niet weet wat hij moet doen.” Werk aan de winkel dus, want ongewenst gedrag kan grote gevolgen hebben. Van piekeren, woede en angst tot slecht slapen, verzuim en depressie. Ter Brake: “Om meer sociale en psychologische veiligheid te krijgen, moet je het erover hebben. Zeker in de schoonmaakbranche waar iedereen verspreid zit. Praat erover, ook met de opdrachtgever. We moeten het samen doen.” 

Wat gij niet wilt dat u geschiedt 

Een tweede rondetafeldiscussie sloot het programma af. Ter Brake werd op het podium vergezeld door Olsthoorn, Isolde Huijbregts (Toekomst Schoonmaakbedrijven), Eloise Delgado (FNV), Renate Bos (FNV) en Ron Steenkuijl (ADG Dienstengroep). Deze groep zag dat er steeds meer geluisterd wordt in de schoonmaakbranche, al zijn er ook nog genoeg stappen te zetten in bewustzijn over sociale veiligheid en zichtbaarheid op de werkvloer. Bos: “Ik geloof in de kracht van de informele ontmoeting, maar soms is formaliteit ook goed. Je bent als schoonmaak essentieel, dus waarom hebben we niet een structuur waarin de schoonmaker een terugkoppeling krijgt?”

Er wordt steeds meer geluisterd in de schoonmaakbranche, al zijn er ook nog genoeg stappen te zetten.

Over of een sociaal veilig werkklimaat op de werkvloer begint, zei Olsthoorn: “Het begint op de werkvloer, maar kan daar niet eindigen. De verantwoordelijkheid ligt bij het management en de werkgever.” Huijbregts beaamde: “Ik denk dat het bij jezelf begint. Hoe reageer je op dingen? Wat vind je wel en niet normaal als management? En wanneer grijp je in? Tussen werknemer en leidinggevende loopt het ook niet altijd lekker. Je moet dus afspraken maken over hoe je samenwerkt. Luister naar elkaar en wees nieuwsgierig hoe de ander de dingen ziet.” Bos sloot af: “Mensen willen vaak graag een lijstje, maar ik zeg altijd ‘wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’. Volgens mij is dat het lijstje dat je moet toepassen.”