Minister van Gennip wil schijnzelfstandigheid tegengaan

Minister van Gennip wil schijnzelfstandigheid tegengaan

Nederland kent veel zelfstandig ondernemers, oftewel zzp'ers. Maar er werken ook veel mensen via een zzp-constructie bij bedrijven, terwijl diegene in feite een werknemer is. Dit levert oneerlijke concurrentie op. Daarom ondertekende minister Van Gennip van Sociale Zaken en Werkgelegenheid deze week een Europese brief voor het aanpakken van deze zogenaamde schijnzelfstandigheid bij platformwerk.

Om de arbeidsmarkt eerlijk te houden voor iedereen, is het belangrijk dat schijnzelfstandigheid geen ruimte krijgt. Van Gennip legt uit: “Zelfstandig ondernemers leveren een belangrijke bijdrage aan Nederland. Maar waar sprake is van schijnzelfstandigheid bedreigt dat de eerlijke concurrentie tussen werkenden en tussen werkgevers. De risico’s daarvan komen terecht bij werkenden. Dat ondermijnt ons sociale stelsel en kan voor hen grote gevolgen hebben.”

Ook schijnzelfstandigheid in schoonmaak

De minister vervolgt dat dit probleem niet alleen in Nederland bestaat, maar ook in andere Europese landen. “Ook in Europees verband wordt gezien dat schijnzelfstandigheid, zeker ook rondom platformwerk, aangepakt moet worden. Ik vind het belangrijk dat er snel regels komen om schijnzelfstandigheid in de platformsector effectief tegen te gaan”. Onder platformbedrijven vallen onder andere maaltijdbezorgers, aanbieders van taxiritten of verhuurders van thuishulp. Ook in de schoonmaak komt regelmatig schijnzelfstandigheid voor.

Europese aanpak

De oneerlijke concurrentie is de ene kant van de munt. Schijnzelfstandigen lopen ook risico, doordat zij geen sociale bescherming opbouwen. Al met al geen goede zaak dus. Daarom wordt er op het moment gewerkt aan een Europese richtlijn om medewerkers te helpen gemakkelijker een status van vaste werknemer op te eisen om hen beter te beschermen. Werknemers zullen dan moeten aantonen dat iemand bij hen werkt als ondernemer en niet in feite een werknemer is. In het kader van die richtlijn hebben Van Gennip en zeven andere lidstaten de brief ondertekend om extra urgentie aan het onderwerp te geven.