Schoonmaak kan zwaar beroep worden, maar wie gaat dat betalen?

Schoonmaak kan zwaar beroep worden, maar wie gaat dat betalen?

Is schoonmaker een zwaar beroep? En zo ja, mag dan de schoonmaker eerder met pensioen? Die vragen liggen op het bordje van de sociale partners OSB, FNV en CNV, nu minister Wouter Koolmees van Sociale Zaken en Werkgelegenheid die discussie terug heeft verwezen naar de cao-tafel.

Op 5 juni presenteerde Koolmees samen met werkgevers- en werknemersorganisaties en de SER een principeakkoord. De AOW-leeftijd wordt twee jaar vastgezet op 66 jaar en 4 maanden. Daarna stijgt de AOW-leeftijd door naar 67 jaar in 2024. Vanaf 2025 zal de AOW-leeftijd niet 1 jaar stijgen per jaar dat we langer leven maar 8 maanden.

Onderling afspraken dat een werknemer eerder met pensioen gaat

Maar, zo stond er in het akkoord, er komt tijdelijk meer ruimte om eerder te stoppen met werken. “Werknemers en werkgevers kunnen onderling afspreken dat een werknemer tot drie jaar eerder met pensioen gaat.” Waar eerder werd gesproken van een lijst met zware beroepen waarbinnen werknemers eerder konden stoppen, verwijst de minister nu het vraagstuk naar de cao-tafels van de branches zelf. Waarmee dus ook OSB, FNV en CNV dit moeten bespreken.

Extra mogelijkheden op sectorniveau

CNV Vakmensen vindt dat aspect positief. Op de website: “Het wordt mogelijk om 3 jaar voor de AOW-leeftijd te stoppen met werken zonder dat de werkgever daarvoor een boete hoeft te betalen. Hierdoor ontstaan op sector- en bedrijfsniveau extra mogelijkheden om eerder te stoppen met werken.” Let wel, het schrijven dat vorig week werd gepresenteerd is een principeakkoord. CNV-leden kunnen tot en met vrijdag 14 juni stemmen over het akkoord. FNV-leden kunnen stemmen tot en met 15 juli. Die bond legt het akkoord neutraal voor aan de leden.

Gezond het pensioen halen

In de schoonmaak trokken OSB, FNV en CNV samen op om schoonmaker tot zwaar beroep te laten bestempelen. Schoonmakers die lid zijn van de FNV staakten zelfs over specifiek dit onderwerp. Werkgeversorganisaties VNO-NCW en MKB-Nederland waren eerder al voor het aanleggen van een lijst van zware beroepen, die er nu dus met het principe-akkoord, niet blijkt te komen. Na de pensioendeal, liet OSB weten de afspraken toe te juichen. Samen met de vakbonden sprak OSB namelijk in de cao af om schoonmaak als zwaar beroep aan te merken. “Dat vergroot de mogelijkheden voor werknemers om gezond hun pensioen te halen.”

Moeilijk om pensioen te halen

Maar hoe staat het er nu voor, nu een deel van het pensioenakkoord op het bordje van de sociale partners in de schoonmaak komt? Desgevraagd licht OSB-voorzitter Piet Adema het standpunt toe. “Vooropgesteld zijn we blij met een pensioenakkoord. Het is goed dat werkgevers, werknemers en overheid elkaar hebben gevonden. Met betrekking tot de zware beroepen: De werkgevers in de schoonmaaksector zien dat het vaak moeilijk is voor medewerkers gezond hun pensioen te halen. Daarom steunt ze de lijn om ervoor te zorgen dat zware beroepen mogelijkheden krijgen om eerder te stoppen met werken.”

OSB had liever een collectieve regeling gezien

Adema had evenwel “graag gezien dat vanuit solidariteit in Nederland er een collectieve regeling zou komen die ruimte zou geven aan bepaalde groepen om eerder te stoppen of om te scholen om zo duurzaam inzetbaar te blijven.” In het principeakkoord over pensioen is nu echter sprake van een generieke maatregel waarmee een vervroegde uitkering tot 3 jaar voor de AOW-leeftijd én tot een bedrag van ongeveer 19.000 euro per jaar niet meer wordt ‘beboet’ met een heffing. “Het is nog maar de vraag of dat voor onze sector voldoende soelaas biedt.”

Een dure en weinig solidaire oplossing

OSB neemt ook al een voorschot. Adema: “Als dat sectoraal financieel aanvullend moet worden geregeld kan dat voor de schoonmaaksector een dure en weinig solidaire oplossing worden. Immers, naar verhouding bestaat de omzet in de schoonmaak voor circa 80 procent uit uren. Elke lastenverzwaring op lonen tikt daarin extra zwaar door. Iets wat met een collectieve regeling een dempend effect zou kennen.”

Wie financiert wat?

Jan Kampherbeek, bestuurder CNV Vakmensen voor de schoonmaaksector, beaamt dat er ineens een grote vraag op het bordje van de sociale partners ligt. “Wie financiert wat? Hoeveel pakken werkgevers en hoeveel pakken werknemers op? Daar ligt een groot dilemma, waarbij je niet teveel van de loonruimte van werknemers wilt opslokken.” De huidige schoonmaak-cao loopt tot en met 30 juni 2021. Het pensioenakkoord gaat in op 1 januari 2020. “In de tussentijd kunnen we hieraan werken”, stelt Kampherbeek. “We hoeven niet te wachten tot het einde van de huidige cao-periode. Of we een extra bijeenkomst naar aanleiding van het pensioenakkoord plannen? Dat weet ik nog niet. Duidelijk is wel dat dit aandacht behoeft.”

Dekkingsgraad voor pensioenfondsen

Naast het issue van de zware beroepen, zijn nog twee zaken van belang. De eerste is de dekkingsgraad voor pensioenfondsen. Van belang voor iedereen die bij de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is aangesloten. In het pensioenakkoord is afgesproken dat pensioenfondsen de pensioenen kunnen verhogen bij een dekkingsgraad van hoger dan 100 procent en verlagen als zij onder die dekkingsgraad zitten. Nu moeten pensioenen worden gekort als een pensioenfonds een dekkingsgraad van minder dan 90 procent heeft en is indexering pas aan de orde bij 110 procent.

Zorgen over situatie pensioenfonds

Service Management sprak bestuurders Elly Kwakkelstein en Walther Schapendonk in maart 2019. Zij maakten zich toen zorgen over de situatie van het fonds. Het BPF Schoonmaak rapporteerde eind januari namelijk een dekkingsgraad van 99,9 procent. “Als de situatie niet verbetert, voorzien we in 2021 een korting op de pensioenen. Daar ontkomen we niet aan”, aldus Kwakkelstein. Eind april lag de dekkingsgraad op 99,2 procent.

Wettelijke verzekeringsplicht voor ZZP’ers

Dan het derde issue… Dat van de ZZP’ers. Onder de bedrijfstak schoonmaakbedrijven zijn volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek 13.870 bedrijven actief, waarvan 10.105 bedrijven beschikken over 1 werkzaam persoon. Dit is 72.86 procent van de markt. Slechts 90 bedrijven beschikken over 100 of meer werkzame personen. Er zijn dus veel ZZP’ers actief. In het pensioenakkoord komt een wettelijke verzekeringsplicht tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico voor zelfstandige ondernemers. Het kabinet heeft sociale partners gevraagd om in overleg met zelfstandigenorganisaties voor de zomer van 2020 met een concreet voorstel te komen voor deze verzekering. Kampherbeek noemt het goed dat er een verzekering komt. “ZZP’ers moeten wat mij betreft net zo worden verzekerd als medewerkers in loondienst.”

ZZP’er zijn onaantrekkelijk geworden

Volgens directeur Pim van Rijswijk van de VRB Adviesgroep is ZZP’er zijn hiermee een stuk onaantrekkelijker geworden. “Het is een loeidure verzekering, met name voor de mensen die het meeste risico lopen en vaak het minst verdienen: in de regel de beoefenaren van zware beroepen. Feitelijk introduceert de overheid hiermee voor alle ZZP’ers een verkapte belasting. Maar helaas lijkt dit een realiteit waarmee we moeten leven. En dan wordt het als ZZP’er werken vanuit een eenmanszaak of VOF wel een hele dure aangelegenheid en is de oprichting van een BV een goede manier om te ontkomen aan deze verplichte AOV-verzekering.”

Ondernemer in dienst van de BV

Met een BV is de ondernemer namelijk in dienst en dus werknemer van zijn eigen BV. Van Rijswijk: Hierdoor is men dus per definitie al geen ZZP’er meer en geldt er dus ook geen verplichting meer om zo’n dure AOV-verzekering af te sluiten.” Volgens Pim van Rijswijk zet een aantal ZZP’ers nu nog niet de stap om vanuit een BV te gaan werken omdat ze dan de fiscale voordelen van de eenmanszaak mislopen. “Dit terwijl ze vanuit risicoperspectief wel graag vanuit een BV zouden willen werken. Zo heeft de ZZP’er met een eenmanszaak zevenduizend euro zelfstandigenaftrek en is de eerste 14 procent van de winst vrijgesteld van belasting. Daar staat echter met een eenmanszaak wel een hogere kwetsbaarheid tegenover.”

Eenmanszaak geen enkel voordeel meer

Binnen de BV als rechtspersoon is de ondernemer beschermd voor de gevolgen van een faillissement, terwijl de eigenaar van de eenmanszaak hoofdelijk verantwoordelijk wordt gesteld bij een bankroet. Bij een winst van rond de 100.000 euro per jaar bedraagt het fiscale voordeel van een eenmanszaak volgens Van Rijkswijk tussen de vijf en tien mille per jaar. Een gemiddelde (verplichte) AOV-verzekering voor ZZP’ers kost rond de zevenduizend euro per jaar. “Per saldo biedt de eenmanszaak dan geen enkel voordeel meer ten opzichte van de BV en heb je met een BV wel een stuk extra bescherming. Alles is maatwerk en iedere situatie is natuurlijk anders, maar mij lijkt de BV dan een goede keuze wanneer je weet hoe een faillissement in de papieren kan lopen.”

Lees ook
Pensioendeal: mensen met zwaar beroep mogen eerder stoppen
Pensioenfonds Schoonmaak voorziet korting in 2021, bestuurders maken zich zorgen
Er is een deal voor de cao-schoonmaak: 3% in 2019, 3% in 2020 en 1,5% in 2021