Onderzoek onder schoonmakers: Geen werkoverleg, weinig samenwerking en een gebrek aan informatie

Onderzoek onder schoonmakers: Geen werkoverleg, weinig samenwerking en een gebrek aan informatie

Weinig tot geen werkoverleggen, niet kunnen samenwerken met collega's en een gebrek aan informatie vanuit de top van het schoonmaakbedrijf. De conclusies van het onderzoek onder de titel Werknemers Sterker Maken liegen er niet om. "Er is ook wel wat mis."

“We hebben een adviesrapport geschreven, dus dan focus je op dingen die beter kunnen. Het onderzoek dat aan dat advies vooraf ging gaf een beeld van de arbeidsrelaties in de sector. Dat beeld laat zien dat er dingen goed gaan, maar dus ook dat dingen beter kunnen”, zegt onderzoeker en docent Jorcho van Vlijmen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen) er meteen achteraan.

Onderzoek naar arbeidsrelaties op de werkvloer

Met behulp van een Europese subsidie onderzocht hij in opdracht van OSB, FNV en CNV verenigd in de RAS de arbeidsrelaties op de werkvloer. Hij sprak daarvoor met 31 schoonmakers, voorwerkers en objectleiders op zes grotere objecten. Van Vlijmen organiseerde vervolgens drie focusgroepen om de conclusies uit die gesprekken te staven. “En natuurlijk om tot oplossingen te komen.” Van Vlijmen: “We zijn tijdens ons onderzoek genoeg dingen tegengekomen die beter kunnen, tegelijkertijd liet hetzelfde onderzoek ook zien hoe het dan beter kan.” Het beeld dat uit het rapport rijst, is er één waarbij er nog steeds (ondanks de code verantwoordelijk marktgedrag) druk is op de relatie opdrachtgever-opdrachtnemer.

Sociale verbanden en teamwork vallen uiteen

En dat leidt weer en nog steeds tot onverkwikkelijkheden op de werkvloer. Van werkoverleggen die niet plaatsvinden en informatie vanuit het management die niet wordt gedeeld, tot aan geen tijd hebben voor sociale contacten tijdens het werk. “Hier zie je terug wat er gebeurt als je op prijs alleen schoonmaak inkoopt. Dan vallen sociale verbanden en teamwork uiteen.” Omdat er weinig tijd is voor de schoonmaakwerkzaamheden, vind een verdeling van taken plaats. Schoonmakers hebben dan ieder hun eigen afdeling, waardoor de communicatie met collega’s wordt afgesneden. In teamverband zaken van elkaar overnemen, bijvoorbeeld als er een collega ziek is, gaat dan niet van harte. “Ook leren van elkaar sneuvelt hierdoor”, stelt Van Vlijmen. “Uit de gesprekken komt ook naar voren dat de werkzaamheden vaak te complex zijn om vast te leggen in een werkprogramma. Het is eigenlijk al moeilijk genoeg om het programma voor elkaar te krijgen in de tijd die ervoor staat. Tijd om een andere collega te helpen of sociale contacten aan te gaan met collega’s is er eigenlijk niet. Er is simpelweg geen buffer.”

Schoonmakers weten niet goed wat hun rechten en plichten zijn

Rondom contractwisselingen van het ene naar het andere schoonmaakbedrijf, ontstaat onrust, concludeert Van Vlijmen. “Wat gaat er gebeuren, is dan de grote vraag. Die vraag levert stress op. Schoonmakers weten niet altijd goed wat ze ermee aan moeten en wat hun rechten en plichten zijn. Bij sommigen is zelfs artikel 38 van de schoonmaak-cao niet bekend. Daarin wordt geregeld dat ze meegaan naar het nieuwe schoonmaakbedrijf dat de aanbesteding wint.” Een deel van het probleem zit in de informatievoorziening vanuit het management. “Schoonmakers worden voor hun gevoel als laatste meegenomen in dergelijke processen. Het valt voor leidinggevenden in dat soort situaties ook niet mee om transparant te zijn, wat moet je in zulk soort situatie juist wel of niet zeggen. We moeten de leidinggevende functies niet onderschatten.” Het advies van de onderzoeker: maak stelselmatig werk van de informatievoorziening door leidinggevenden en betrek schoonmakers bij het organiseren van het werk. “Zie hen als een serieuze gesprekspartner.”

Check als leidinggevende of de boodschap is overgekomen

Dat gaat naast een contractwisseling ook bijvoorbeeld over een overgang van inspannings- naar prestatiegericht schoonmaken. Van Vlijmen: “In sommige gevallen wisten schoonmakers niet dat ze waren overgegaan van contractvorm. Het kan dat dat hun wel verteld is, maar dat de boodschap niet is overgekomen. Check als leidinggevende of de boodschap is overgekomen. Dat bedoelen we onder andere met het serieus nemen van de schoonmaker als gesprekspartner.” Reguliere momenten zoals een werkoverleg zijn daar bij uitstek het middel voor. “Het viel op dat deze niet of nauwelijks worden gehouden. Terwijl de schoonmaker juist daar de kans krijgt zijn verhaal te doen. Je kunt het hebben over de afgelopen week en de dingen die beter kunnen. Maar ook over de komende week en of de schoonmakers het redden de werkzaamheden te doen. Deel daarnaast successen zodat er echt een team ontstaat.”

Vergroot het groepsgevoel onder schoonmakers

In een team dat een grotere autonomie heeft, worden werkzaamheden eerder overgedragen. Van Vlijmen: “Het vergroten van een groepsgevoel gebeurt door teams meer verantwoordelijkheid te geven, te zorgen voor overzichtelijke groepen en door momenten van gezamenlijkheid te maken. Met dat laatste bedoelen we dat er een moment moet zijn van samenzijn, waarin dingen kunnen worden besproken, gedeeld en gevierd, zodat mensen elkaar leren kennen en een band opbouwen.” Illustratief is een voorbeeld van een schoonmaker die 40 jaar in het schoonmaakvak zat. “Voor de betreffende schoonmaker was dat jubileum iets groots, een mijlpaal. Toen het moment eenmaal daar was, bleek dat niemand zich echt verantwoordelijk had gevoeld om er iets van te maken: mensen die op het laatste moment toch een andere afspraak hadden, een taart met een kortingssticker erop – dit is voor de jubilerende medewerker vervelend, maar het is ook een gemiste kans om als medewerkers zo’n moment gezamenlijk te ervaren, te voelen dat je een groep bent.”

Normale menselijke processen komen onder druk

Ook de objectleider is onderdeel van die groep. Schoonmakers willen een objectleider die ze kennen, stelt Van Vlijmen. “Eén die een praatje met je maakt. Eén die de tijd voor je neemt. Eén die het werk goed en eerlijk verdeelt. Eén die af en toe eens meehelpt als je omhoog zit met je werkzaamheden.” Tegelijkertijd is de objectleider de verbinding met de schoonmaakorganisatie, ook daar ligt een taak. “Schoonmaker zijn afhankelijk van hun werk en hebben niet altijd het idee dat ze grip hebben op hun werk. Zo hoorden we regelmatig dat ze niet goed wisten waarom de zaken geregeld zijn zoals ze zijn. Ze hebben ook niet het gevoel dat ze invloed kunnen uitoefenen”, aldus Van Vlijmen. “Dat gevoel van afhankelijkheid wordt nog eens versterkt door het idee geen andere opties te hebben. Ze zijn betrokken bij het object dat ze schoonmaken en vaak is de parttimebaan afgestemd op de privésituatie. Die situatie kan en wil je niet een, twee, drie omgooien.”

Arbeidsrelaties in de schoonmaak kunnen beter

Het devies van Van Vlijmen tot slot: “De arbeidsrelaties in de sector kunnen beter. We hebben de sector op basis van gedegen onderzoek bruikbare adviezen kunnen geven. Veel hangt af van de vraag of schoonmakers en hun leidinggevenden de tijd en ruimte krijgen om op elkaar en op het object ingespeeld te raken én te blijven. Dat is een belangrijke les van dit onderzoek.”

Lees ook
Onderzoek RAS naar dagelijkse praktijk van schoonmaakwerk: 4 conclusies en 12 adviezen
Schoonmakers willen erbij horen, maar horen er vaak niet bij