'Schoonmakers willen erbij horen, maar horen er vaak niet bij'

'Schoonmakers willen erbij horen, maar horen er vaak niet bij'

Onderzoeker en docent Jorcho van Vlijmen van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen onderzocht voor zijn promotie aan de Radboud Universiteit de onzichtbaarheid van schoonmakers. Wat kwam hij allemaal tegen? We vroegen het hem.

Van Vlijmen, van huis uit theoloog en sinds 2009 verbonden aan de opleiding facility management van de hogeschool, sprak voor het proefschrift genaamd ‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’ 24 schoonmakers, vakbonden, schoonmaakbedrijven en andere partijen in de branche. Hij verdiepte zich met uitvoerige research en onderging zelfs (overigens met goed gevolg) de basisopleiding schoonmaak. Hoe kwam hij op het idee voor een onderzoek naar schoonmakers? “Vanuit de theologie ben ik geïnteresseerd in de betekenis van werk voor mensen. Daarnaast heb ik, als toeschouwer vanuit de facilitaire opleiding, de stakingen gezien in de schoonmaaksector. Hoe verhouden partijen zich dan tot schoonmakers? En hoe worden schoonmakers gezien of juist niet gezien? Bovendien is er, op een onderzoek in Canada na, weinig bekend over schoonmakers zelf. Het was dan ook een dankbaar onderwerp voor mijn proefschrift.”

Schoonmakers worden letterlijk niet gezien

Dat proefschrift kreeg de titel ‘ Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’ mee. Het centrale probleem is volgens Van Vlijmen dat tienduizenden mannen en vrouwen die dagelijks in de weer zijn om kantoren, fabrieken, ziekenhuizen, scholen en hotels schoon te maken onzichtbaar zijn. “Deze onzichtbaarheid duidt soms op letterlijk niet gezien worden, maar is vaak ook een gebrek aan waardering. We zien schoonmakers niet voor wat ze zien en wat ze doen. Deze onzichtbaarheid is volgens mij een gevolg van hoe schoonmaak wordt georganiseerd. De sector is sterk gericht op efficiëntie. De onzichtbare schoonmaker is instrumenteel aan deze efficiency. De gevolgen van het organisatiebeleid op de werkvloer blijven zo buiten beschouwing.”

‘Ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’

De titel ‘ik zie, ik zie, wat jij niet ziet’ duidt volgens Van Vlijmen ook op het visuele aspect van schoonmaak. “Wat maakt een schoonmaker een goede schoonmaker? Allereerst het visuele aspect. Meteen zien wat er moet gebeuren. Schoonmakers zien hun vak echt als een professie, maar zo wordt het door opdrachtgevers lang niet altijd ervaren. Ze hebben nog altijd te weinig tijd, maar krijgen de opdracht altijd gedaan. Door of een stapje extra te zetten of – zoals ik ook tegenkwam – zelfs hun partner mee te laten werken. Ze zijn onderdeel van het sociale weefsel van het pand en ze voelen zich uitermate verantwoordelijk voor hun werk. Dankzij de schoonmaker kunnen kantoorgebruikers goed en fijn hun werk doen. Zo zien ze dat.” Maar daar schuilt meteen het gevaar. “Want die kantoorgebruikers zien die waarde lang niet altijd. Dat uit zich in kantoorgebruikers die over de net gemopte vloer lopen, toch gaan plassen als een schoonmaker net bezig is in het sanitair of in het feit dat schoonmakers vergeten worden bij de traktaties. Die uitsluiting wringt.”

Dirty work

De onzichtbaarheid van de schoonmaker is een maatschappelijk probleem. Van Vlijmen: “Schoonmaak is dirty work: werk dat noodzakelijk is, maar waar niemand zin in heeft. De dirty worker wordt daarom op afstand gehouden met behulp van een dirty work-stigma. Dit stigma speelt een grote rol in de ervaring van schoonmaakwerk.” De omgang met fysiek vuil blijkt echter voor de schoonmaker een bron van voldoening, constateert de onderzoeker. “Schoonmakers vinden een schone plek belangrijk en investeren veel persoonlijke energie in het werk dat altijd onder tijdsdruk en vaak met onvoldoende middelen moet worden gedaan. Schoonmakers vatten bovendien het werk persoonlijk op. Ze creëren een eigen manier van werken, die vaak kenmerkend voor ze is en ze ontwikkelen de overtuiging dat niemand zo goed de ruimte kan schoonmaken als zijzelf.”

Weinig erkenning

Maar de schoonmaker ervaart in de omgang met de mensen voor wie hij werkt, te weinig erkenning. Van Vlijmen: “In deze omgang manifesteert zich de onzichtbaarheid. Natuurlijk zijn er momenten waarop de schoonmaker gezien wordt en zich gewaardeerd voelt, maar de momenten waarop dit niet het geval is komen vaker voor en maken meer indruk. De schoonmaker die zich op basis van het werk onderdeel voelt van de sociale orde, wordt niet erkend en moet een eigen positie innemen ten opzichte van deze orde. Het schoonmaker-zijn is een bron van voldoening en uitsluiting. Dat maakt het zo ambivalent. Het leidt bovendien tot twijfel aan zichzelf en tot een vermoeden van minderwaardigheid. De schoonmaker denkt dat de ander hem wel eens als minderwaardig kan beschouwen. De schoonmaker reageert hierop door zijn gelijkwaardigheid te onderstrepen. Dat leidt tot spanningen bij schoonmaker en de ander. Zo creëert het dirty work-dilemma zijn eigen morele dimensie.”

De reactie van de omgeving draagt zo dus niet bij aan het zelfbeeld van de schoonmaker. Van Vlijmen: “Allerminst. Ik had als aanname dat je tijdens het avondeten nog even over je werk praat, maar daar is bij schoonmakers geen sprake van. Ze praten niet graag over hun werk. Werk en privé zijn strikt gescheiden. Schoonmaker-zijn lijkt zo al met al op iets waarmee je persoonlijk moet zien te dealen. Als iemand op een verjaardag vraagt welk werk je doet, dan valt het gesprek stil na het antwoord schoonmaker. Niemand heeft er zin in en vuil plaatsen we het liefst op verre afstand.” Dat terwijl de schoonmaker voor zijn voldoening wel de kantoorgebruiker als het ware nodig heeft. “Simpelweg omdat een schone ruimte wat betekent voor mensen als deze weer gebruikt wordt.” Het niet gezien worden, gaat soms ver. “Niet mee met een bedrijfsfeest. Geen chocoladeletter met Sinterklaas. Ronduit onbeschoft gedrag zoals voor de ogen van schoonmakers uitgebreid kruimels maken. Dat alles komt hard aan.”

Hallo zeggen

Vraag het rond in de vriendenkring en iedereen roept volgens Van Vlijmen meteen dat hij altijd hallo zegt tegen de schoonmaker. “Dat antwoord krijg je zo vaak dat ik het verdacht vind. Want de bewustwording dat schoonmaken ook een baan is, is er vaak niet. ‘Hallo, ik ben hier aan het werk’, krijgt de schoonmaker te horen als deze een kantoorruimte wil betreden. Maar in feite geldt dat ook voor de schoonmaker. Wat maakt jouw werk dan superieur? En is het nu echt zo erg om vijf minuten even uit je werk te worden gehaald?” Zou het verstandig zijn over te gaan op dagschoonmaak, zodat de schoonmaker zichtbaarder wordt? “Dat is meteen ook gevaarlijk. Dan kom je dus vaker als schoonmaker de kantoorgebruikers tegen die jouw goede gevoel over schoon onderuit kunnen halen.” Al met al moeten we de schoonmaker in elk geval meer als professional zien, concludeert Van Vlijmen uit zijn onderzoek. “Geef hem of haar meer tijd. Vraag waar ze zelf verbeteringen zien. Geef ze de middelen in handen om hun werk goed te doen. En soms heb je als facilitair manager ook de moed nodig om je eigen kantoorpersoneel op te voeden. We moeten de schoonmaker en zijn werk serieus nemen. Ze willen erbij horen, maar horen er vaak niet bij.”

Lees ook:
CNV: Proefschrift onzichtbare schoonmaker zet aan het denken

Dit artikel is verschenen in Service Management nummer 4. Kijk hier voor een abonnement of een proefnummer.